Het BOB Debat vindt plaats bij De Cromvoirtse in Oisterwijk, een van de meest innovatieve metaalbedrijven van Nederland. Directeuren/eigenaars van De Cromvoirtse, Ronnie van den Hurk en Janwillem Verschuuren, ontvangen het gezelschap in de zeer geautomatiseerde productiefabriek. Het duo volgt de versnellingen in de markt en loopt met verregaande digitalisering voorop in de conservatieve metaalbranche. ‘Snel metaal op maat is ons onderscheidend vermogen’, zegt Ronnie. Tijdens de rondleiding in de 6.000 m2 tellende fabriek geeft hij uitleg over de werkwijze van het metaalbedrijf. ‘Wanneer je online een bestelling bij ons plaatst, koppelen we het benodigde materiaal meteen aan de juiste machine. Het gerobotiseerde plaatmagazijn brengt de platen volledig geautomatiseerd naar de machines. Hierna worden de platen gesneden door middel van AGV, oftewel automated guided vehicle, en worden de platen automatisch bewerkt tot de bestelde onderdelen. Zo bedienen we onze klanten 24/7.’
Succesfactoren
De rondleiding sluit naadloos aan op het thema van het debat: de fabriek van de toekomst. Want hoe ziet deze fabriek eruit, wat zijn dé succesfactoren en wanneer investeer je hierin? De debatdeelnemers hopen tijdens het debat antwoorden te vinden op deze vragen. Hanneke van Oirsouw, gespreksleider en eigenaar van GROEIkwadraat, brengt na een voorstelrondje direct de eerste stelling in: ‘De fabriek met de meeste businesspotentie en de grootste kans op duurzaam succes is een kleinere, schaalbare fabriek die inzet op innovatieve en specialistische producten.’ Dennis Groesbeek van Meilink Schijndel kan zich hierin helemaal vinden: ‘Daar gaat het wel naartoe en dat geldt ook voor ons bedrijf. Na 140 jaar gewend te zijn om grote series te produceren moeten we ons meer gaan richten op kleinere series en meer verscheidenheid.’ Het productieproces van Meilink is recentelijk doorgelicht. ‘We zijn met een pilot Quick Response Manufacturing gestart om de doorlooptijd te verkorten. Hierbij zijn in de eerste fase diverse mogelijkheden aan het licht gekomen, waaruit we kunnen kiezen. Centraal staat nu de vraag: hoe regelen we het productieproces het beste in, zodat we snel een antwoord kunnen geven op de vraag van de klant.’ Voor Stefan van Strien van Strikolith gaat de stelling niet helemaal op: ‘Het is belangrijk om als bedrijf meerwaarde te bieden op het gebied van kennis en technologie, maar dat geldt niet voor alle producten. In de branche van gevel-, wand- en plafondafwerkingen draait het bijvoorbeeld vooral om volume. Daarnaast hebben we te maken met afstanden. We zijn niet bang dat de concurrentie uit Azië zal komen.’ Cas Oerlemans van Roto-Art meent dat de ideale seriegrootte voor een klant één is. ‘Het liefst maken wij ook grotere series. Maar de klant wil geen twintig stuks hoeven te kopen, als hij er maar eentje nodig heeft.’
Kip of ei-probleem
Voor veel bedrijven is het financieel niet haalbaar om te investeren in volledige automatisering. ‘Uit analyses blijkt dat de echte winsten pas na tien jaar beginnen te groeien’, vertelt Hanneke. Ze is benieuwd: ‘Is innoveren alleen weggelegd voor de happy few?’ Volgens Jorg Jurriëns van Jurriëns Kozijnen heb je wel degelijk een bepaalde omzet en volume nodig om als mkb’er te kunnen investeren in innovatie. ‘Voor een klein bedrijf is het financieel een probleem om een zeer geavanceerd softwarepakket te laten ontwikkelen.’ Pas na de crisis en een bepaalde groei heeft hij zo’n acht ton vrij kunnen maken om te besteden aan nieuwe technieken. Deze keuze heeft Jorg geen windeieren gelegd: ‘Onze omzet is sindsdien verdrievoudigd. De aansturing van onze machines is volledig geautomatiseerd. Momenteel zijn we nog op zoek naar een overkoepelend organisatiesysteem; van boekhouding en factuur tot planning. Mijn doel is om eind 2019 een volledig papierloze timmerfabriek te hebben.’ Volgens Koen Melis van Melis Gieterijen is de keuze om te gaan investeren een kip- of ei probleem: ‘De kosten gaan voor de baten uit. Alleen durft bijna niemand met de kosten te beginnen.’
Gamechangers
‘Gaan de ontwikkelingen allemaal niet veel te langzaam?’, vraagt Hanneke kritisch. ‘De Europese proces- en maakindustrie lopen wereldwijd nog altijd voorop op het gebied van kwaliteit van haar eindproduct en de betrouwbaarheid en efficiency van haar fabrieken. Maar die voorsprong is geen vanzelfsprekendheid. Als het gaat om het optimaliseren van processen, innovatie en het verduurzamen van fabrieksinstallaties, komen opkomende economieën, zoals die in Azië, met rasse schreden dichterbij.’ Koen is het daarmee eens. Hij noemt de Nederlandse maakindustrie te reactief en te afwachtend: ‘Ook onze branche worstelt met het concept ‘toekomstbestendigheid’. Van de 150 gieterijen zijn er nu slechts dertig over. Onze gieterij zit met brons en aluminium in een goede niche, maar we mogen niet stilstaan. Als we nu niet bewegen, dan zijn er over vijftien jaar slechts twee of drie grote gieterijen over.’ Daar mogen volgens Koen meer ondernemers zich bewust van zijn. ‘Iedereen is bezig met de waan van de dag. Echter ben je als ondernemer het aan jezelf verplicht om de gamechangers op je radar te zetten; anders is het over en sluiten.’ Hanneke is benieuwd hoe hij in zijn eigen bedrijf innovatie toepast. ‘Veel kennis zit in onze medewerkers en is helaas nog niet optimaal geborgd in onze organisatie. Deze kennis willen we gaan vastleggen en aanbieden aan onze klanten, voordat de tekening gemaakt wordt. Qua bedrijfscultuur zijn we daar nog niet voldoende op ingesteld. We proberen daar wel naartoe te werken om zo meerwaarde in het voortraject te bieden.’
Ongewenste noodzaak
Ook Jorg loopt tegen het probleem van kennisborging aan. ‘De hamvraag is: hoe krijg je al de knowhow van je vakmannen in een robot? Met een ambachtelijke timmerman van 56 jaar kan ik niets meer doen. Mijn hoofdkozijnenmaker is 22 jaar en stuurt de machines aan.’ Cas noemt het inbedden van kennis belangrijk om flexibel te kunnen blijven. ‘Gemiddeld werken we met vijftig medewerkers. Maar in drukke periodes wil ik tijdelijk kunnen opschalen naar 65 man. En dan moeten deze extra krachten snel en eenvoudig weten wat ze moeten doen.’ Rob Dorgelo van BCK Holland vraagt zich af of digitaliseren altijd de oplossing is: ‘Automatiseren betekent soms ook vastzetten. De oplossing is soms eenvoudiger en kan ook gevonden worden in het organiseren. Je kunt nadenken over hoe je producten ontwikkelt die relatief uniform of flexibel genoeg zijn om unieke oplossingen voor klanten te leveren. Denk bijvoorbeeld aan het LEGOprincipe, waarin je jouw eigen standaardmodules stapelt maar wel flexibiliteit en snelheid geven om unieke producten voor de klant te maken.’ Volgens Koen is automatiseren soms ongewenste noodzaak. ‘Veel opleidingen sluiten niet meer aan op de praktijk. Daarnaast komen we simpelweg handen tekort. Onze branche kampt met een imagoprobleem: werken in een gieterij wordt niet sexy gevonden. Daar ligt nog een grote uitdaging voor onze sector.’ Erik Vermeulen van Brainport Industries Campus herkent dit: ‘Het gebrek aan beschikbaarheid van talent is voor veel bedrijven steeds vaker een reden voor digitalisering.’
Ketensamenwerking
De debatdeelnemers zijn het eens over het feit dat ketensamenwerking noodzakelijk is om verder te komen. Rob: ‘Er zijn veel gezamenlijke problemen én veel gezamenlijke oplossingen. Alleen door kennis uit te wisselen, binnen en buiten je branche, kom je een stap verder.’ Volgens Cas zijn productieprocessen redelijk plat te slaan: ‘Je hebt allemaal met hetzelfde te maken: mensen, automatisering en wensen van de klant.’ ‘Maar zijn bedrijven wel toe aan open innovatie en samenwerking?’, vraagt Hanneke zich af. Erik antwoordt: ‘Het is een illusie dat je in alles de beste kunt zijn, iedereen is goed in een bepaald onderdeel. Je hebt elkaar nodig; daarom zal er steeds vaker samenwerking over de keten plaatsvinden.’ Janwillem knikt instemmend: ‘Als je met tien kleine bedrijven bent, ben je samen ook een grote. Daar moet je allemaal wel kennis, energie en tijd instoppen. Die tijd heb je als ondernemer vaak wel, maar je neemt deze niet. Waarom zou je zelf een ERP-pakket gaan uitstippelen, als deze kennis beschikbaar is?’ Bedrijven schermen hun zaakjes graag af en zijn behoorlijk intern gericht, stelt Hanneke. ‘Ze koppelen hun ITsystemen niet zomaar aan elkaar; gemiddeld wordt slechts 15 procent van alle beschikbare data daadwerkelijk benut.’ Hesse van Groningen van Bosch Rexroth verwacht dat dit percentage echter snel zal groeien: ‘Samenwerking wordt steeds vaker afgedwongen door de opdrachtgever en de vraag uit de markt.’
Partnership
Dennis is sceptisch over de term ‘partnership’. ‘Er is een hele grote professionaliseringsslag onder inkopers gaande waarbij je als leverancier met name beoordeeld wordt op de betrouwbaarheid en waarde die je levert. Ze kijken tegenwoordig anders tegen een samenwerking aan als de verkopende partij. Zo is het bijvoorbeeld voor ons moeilijker om de blueprint van onze verpakkingen bij ons te houden. Daarnaast worden orders verspreid onder verschillende leveranciers om zo risico’s te spreiden en iedereen scherp te houden. Deels begrijp ik deze keuze ook. Maar van partnership als zodanig is dan geen sprake.’ Wat in dat geval heel belangrijk is om als bedrijf heel goed te zijn in wat je doet en zo een ‘preferred supplier’ positie te realiseren, dit door zeer relevant te zijn in het proces van de klant. Jorg heeft wel een positieve ervaring in een nauwe samenwerking met zijn leverancier. ‘We hebben drie jaar geleden gekozen voor een partnerschip. Samen met onze leverancier hebben we een logtime-systeem ontwikkeld. Het risico hiervan is dat we 100 procent afhankelijk zijn van deze partij. Maar het levert daarnaast zeker ook voordelen op: mijn leverancier gaat vaak een stap verder om mij te helpen.’ Vertrouwen is daarin key, vindt Jorg. ‘Ik betaal soms iets meer voor enkele losse onderdelen. Dat verdien ik echter terug dankzij het slimme systeem dat we samen hebben ontwikkeld. Op deze manier denken is soms lastig voor ons Hollanders, die graag vooral op de prijs letten.’ Janwillem reageert: ‘Dat is nu precies het verschil tussen de kostprijs en het totaalplaatje; daarom moet je niet kijken naar die ene scharnier die wat duurder is, maar naar wat de samenwerking je oplevert.’
Techniek boven mens
Het inspelen op technologische veranderingen en disruptieve ontwikkelingen is voor iedere ondernemer een uitdaging. Zo ook voor de debatdeelnemers. Hanneke is benieuwd: ‘Hebben medewerkers nog de juiste vaardigheden en kennis in huis? Volgens Hesse wordt er om andere competenties en mindset gevraagd. ‘Binnen ons bedrijf zijn er grote verschillen. Niet zozeer in leeftijd als wel in cultuur. De een loopt nog te stoeien met een oude Nokia, de ander heeft de allernieuwste iPhone op zak.’ Janwillem: ‘Op je 50e denken: ‘Ik zit mijn tijd wel uit’, gaat niet meer op. We werken langer door en de technologische ontwikkelingen gaan razendsnel.’ Ronnie vult aan: ‘Probeer draagvlak te creëren en je medewerkers mee te laten denken aan een oplossing.’ Rob stelt voor: ‘Probeer producten en processen te bedenken, waarbij je zowel de oude ambachtsman en de nieuwe kracht op specifi eke plekken kunt inzetten. Maak taken simpel, flexibel of splits ze op.’ Hanneke vraagt: ‘Gaat techniek uiteindelijk boven mens gekozen worden?’ ‘Ik ben er 100 procent van overtuigd dat er een punt komt dat er geen mensenhand meer aan te pas komt bij de productie van een auto’, aldus Jorg. Ronnie denkt dat ook: ‘Straks wordt alleen het licht nog uitgedaan.’ Niet iedereen deelt deze mening. Cas reageert: ‘De mens is en blijft de meest flexibele ‘robot’.’
Nieuwe richting
Terwijl veel ondernemers nog moeten wennen aan het huidige tijdperk van industrie 4.0, staat de volgende revolutie alweer voor de deur, waarschuwt Rob: ‘Industry 5.0 is aanstaande. Na verdere automatisering, digitalisering en robotisering, wordt personaliseren (door de klant) de nieuwe richting. De vaardigheden van een ambachtelijke,creatieve en oplossingsgerichte mens zijn nodig om digitale en geautomatiseerde processen te combineren met de snelheid en accuratesse waarmee een robot kan opereren, zodat massapersonalisatie gerealiseerd kan worden.’ Hij concludeert: ‘De factor mens zal weer steeds belangrijker worden.’
Tekst: Linda Groothuijse
Fotografie: Peter van Vugt